Onze taaladviezen

Tekstschrijven is een vak. En bij het schrijven van teksten komen veel taalvragen voorbij. Dit naslagwerk geeft erop antwoord. Het is bestemd voor iedereen die heldere en informatieve teksten wil schrijven en vloeit voort uit onze jarenlange praktijk.

Interpunctie

Komma
Punt
Puntkomma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Opsommingen

 

Komma

Er bestaan twee soorten komma's (Schrijfwijzer): de grammaticale komma en de leeskomma. De eerste wordt gebruikt om de structuur van de zin te verduidelijken, de tweede om (bij hardop lezen) een leespauze aan te geven. De volgende zinnen uit Schrijfwijzer maken het verschil duidelijk tussen een grammaticale en een leeskomma.

1. Deze folder is bedoeld voor leerplichtige, allochtone meisjes.
2. Sociale indicaties, vooral mogelijke financiële problemen, zullen, aldus de voorzitter, aanleiding geven om af te wijken van het voorgestelde benoemingsbeleid.

De komma in zin 1 is grammaticaal noodzakelijk om duidelijk te maken dat het gaat om meisjes die zowel allochtoon als leerplichtig zijn (twee gelijkwaardige adjectieven). Weglaten van de komma zou tot gevolg hebben dat in deze zin alle allochtone meisjes ook leerplichtig zijn. In zin 2 zijn de komma voor en naaldus de voorzitter grammaticaal niet nodig, maar we horen bij hardop lezen wel een korte rust.

Wanneer een komma?

1. Tussen twee hoofdzinnen zonder voegwoord. (Bij lange zinnen die zelf ook een komma bevatten, is een puntkomma beter.)
2. Alleen tussen hoofdzinnen met nevenschikkend voegwoord (en, maar, want) als de zinnen lang zijn of als de eerste hoofdzin eindigt met een bijstelling. De schoolmeestersregel die zegt dat er voor en nooit een komma mag staan, is onjuist (Schrijfwijzer). Uit het volgende voorbeeld uit diezelfde Schrijfwijzer mag blijken waarom: Te koop: een jonge koe, geeft per dag veertien liter melk en een goed vaarskalf.
3. Een hoofdzin binnen een andere hoofdzin staat tussen komma's. Gedachtestreepjes zijn ook mogelijk.
4. Aan het einde van een bijvoeglijke bijzin.
5. Aan het begin van een uitbreidende bijvoeglijke bijzin.
6. Aan het begin van een beperkende bijvoeglijke bijzin die gescheiden is van het woord waar het bij hoort. De monteur zette zijn schroevendraaier in het relais van deze schakelkast, dat echt aan vervanging toe was.
7. Alleen aan het begin van een bijzin als die bijzin erg lang is.
8 .Tussen een bijzin en een hoofdzin.
9. Tussen twee persoonsvormen, tenzij de zin heel kort is.
10. Een bijzin in een bijzin staat tussen komma's.
11. Een beknopte bijzin staat tussen komma's.
12. Alleen tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin als de bijzin erg lang is of als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
13. Een ondergeschikt zinsdeel staat tussen komma's. Wilt u, en liefst zo snel mogelijk, het formulier opsturen?
14. Tussen de delen van een opsomming, behalve tussen het voorlaatste en laatste deel (daar komt en te staan). Als de delen van een opsomming lang zijn of zelf weer komma's bevatten, is een puntkomma verstandiger.
15. Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden. Voor het laatste bijvoeglijk naamwoord mag ook en staan in plaats van een komma.
16. Zinsdelen die als nevengeschikt kunnen worden opgevat, komen tussen komma's te staan. De wedstrijd was volop gaande toen op de tribune een tweede wedstrijd, bijna een veldslag, op gang kwam.
17. Een bijstelling staat tussen komma's.
18. Een tussenwerpsel staat tussen komma's.
19. Een aangesproken persoon staat tussen komma's.
20. Na de aanhef van een brief.
21. Als decimaalteken. 

Wanneer beter een punt zetten?

Een komma behoort in een zin rustpunten van ongeveer gelijke duur aan te duiden. Als een zin vele ongelijksoortige komma's bevat, is het beter de komma's die daarvoor in aanmerking komen, te vervangen door puntkomma's of punten.

Onduidelijk: Het congres was slaapverwekkend, de presentaties, en zeker de keynote-speech, waren voor leken niet te begrijpen, het slot was wel interessant.
Helder: Het congres was slaapverwekkend. De presentaties, en zeker de keynote-speech, waren voor leken niet te begrijpen. Het slot was wel interessant. 

Punt

Een punt wordt gebruikt als markering van een zinseinde, in afkortingen en in cijferreeksen (Schrijfwijzer).

Wanneer een punt?

1. Geen punt na een opschrift, titel, kop of adressering.
2. Geen punt na een afkortingspunt.
3. Geen punt na een afsluitend aanhalingsteken van een citaat.
4. Punt na afgekorte woorden.
5. Bij woordgroepen een punt per afgekort woord. Gebruik dus bv. als afkorting van bijvoorbeeld, want bijvoorbeeld is één woord.
6. In bedragen van vijf cijfers of meer om de duizendtallen aan te duiden.
7. In tijdsaanduidingen tussen de uren en de minuten. (De dubbele punt wordt gebruikt als scheiding tussen de minuten en seconden.) 

Puntkomma

Een punt geeft een grote scheiding aan, een komma een kleine scheiding, de puntkomma zit er iets tussenin (Schrijfwijzer). Met andere woorden: bij twijfel tussen punt of komma zet u ze allebei. 

Wanneer een puntkomma?

1. Wanneer een komma een te kleine en een punt een te grote scheiding is.
2. In opsommingen waarin komma's verwarring kunnen geven met andere komma's.

Dubbele punt

De dubbele punt wordt gebruikt om een opsomming te introduceren en voor de aankondiging van een toelichting, verklaring, conclusie of citaat (Schrijfwijzer). 

Praktijktips

1. Gebruik niet tweemaal in dezelfde zin een dubbele punt.
2. Na een dubbele punt volgt alleen een hoofdletter bij een citaat of een opsomming in hele zinnen.
3. Na zinsinleiders als In het kort, Kortom, Samengevat, Met andere woorden, Dat wil zeggen, etc. komt een dubbele punt. In lopende tekst is een komma na deze inleiders ook goed te verantwoorden.

Aanhalingstekens

Enkele aanhalingstekens

Voor benadrukking, de zogenaamd-functie, het aanduiden van titels en termen en voor het weergeven van een citaat binnen een citaat (Schrijfwijzer).

Dubbele aanhalingstekens

Voor citaten (Schrijfwijzer).

Aanhalingstekens in combinatie met andere interpunctie

Het combineren van aanhalingstekens voor directe rede met andere interpunctie zoals komma's en punten kent één basisregel: een complete zin in de directe rede bevat alle interpunctie die een 'gewone' zin ook zou bevatten (zinnen 1, 2 en 5). Komma's die nodig zijn om de directe rede van de indirecte rede te scheiden en niet tot het citaat behoren, worden dus buiten de aanhalingstekens geplaatst (zinnen 3 en 4). De oude elda-regel (eerst leesteken, dan aanhalingsteken) gaat dus lang niet altijd op (Schrijfwijzer). Verder wordt de slotpunt alleen weggelaten als een complete zin in de directe rede wordt gevolgd door indirecte rede (zin 3).

Voorbeelden

1. "De hele samenleving kan straks profiteren van kennismanagement."
2. Lotus-topman stelt onomwonden: "De hele samenleving kan straks profiteren van kennismanagement."
3. "De hele samenleving kan straks profiteren van kennismanagement", aldus de Lotus-topman.
4. "De hele samenleving", vertelt de Lotus-topman, "kan straks profiteren van kennismanagement."
5. "De hele samenleving, ook instellingen en particulieren," laat de Lotus-topman weten, "kan straks profiteren van kennismanagement."

Zogenaamd- of 'als zodanig'-functie in woorddelen

Soms is het noodzakelijk om slechts een deel van een woord als zodanig weer te geven, zoals in het bovenstaande kopje. Verbind het woord of de uitdrukking tussen aanhalingstekens altijd met een koppelteken aan het tweede deel van de samenstelling. Dus niet: 'als zodanig'functie.

Tot slot: gebruik geen aanhalingstekens in combinatie met zogenaamd. Aanhalingstekens drukken die 'zogenaamdheid' al uit. (Schrijf in de voorgaande zin dus niet die zogenaamde 'zogenaamdheid'.)

Opsommingen

Opsommingen leid je altijd in met een dubbele punt (:). Kun je de opsomming opvatten als een doorlopende zin, dan begin je elk onderdeel met een kleine letter, en je sluit elk onderdeel af met een puntkomma (;), behalve het laatste onderdeel, dat je afsluit met een punt. Zie voorbeeld 1.

Zijn de onderdelen van de opsomming zelfstandige zinnen, dan beginnen ze stuk voor stuk met een hoofdletter en eindigen ze alle met een punt. Zie voorbeeld 2.

Bestaan de onderdelen uit losse woorden, dan hoef je de onderdelen niet af te sluiten (maar een puntkomma is niet verboden). Het laatste onderdeel krijgt een punt aan het eind.  Zie voorbeeld 3.

 

Voorbeeld 1

Een opsomming als deze zin leid je in met een dubbele punt:

- de delen ervan begin je met een kleine letter;

- en je sluit ze af met een puntkomma;

- behalve het laatste deel, dat eindigt met een punt.

 

Voorbeeld 2

Er zijn ook opsommingen waarvan de onderdelen zelfstandige zinnen zijn:

- Zelfstandige zinnen beginnen met een hoofdletter.

- Zelfstandige zinnen eindigen met een punt.

- Opsommingen eindigen ook altijd met een punt.

 

Voorbeeld 3

Voor een opsomming zijn drie leestekens relevant:

- de dubbele punt

- de puntkomma

- de punt.